Cuypers viool
De Cuypers, die Judith van der Klip ter beschikking is gesteld door het NMF (Nationaal MuziekinstrumentenFonds), is gebouwd door Johannes Franciscus, oudste zoon van Johannes Theodorus. Men zegt over Cuypers violen ook wel dat ze van de hand van de Nederlandse Stradivarius zijn. Hier volgt enige informatie over Theodorus en zijn zoon Franciscus.
Johannes Theodorus Cuypers (1724-1808), geboren in het Duitse Dornick in 1724, begon zijn werkzame leven als meubelmaker. Hij verhuisde later naar Frankrijk, waar hij het vak van vioolbouw waarschijnlijk leerde bij de Franse bouwers Guersan of Benoist-Fleury. Pas rond 1750 duikt zijn naam op in de Haagse archieven. Hij heeft zijn verdere leven tot zijn dood in 1808 altijd in Den Haag gewoond. Hij is begraven op Eik en Duinen. Hoewel de schrijver Willibald Leo F. von Lütgendorff in 'Die Geigen- und Lautenmacher vom Mittelalter bis zur Gegenwart', een etiket beschrijft uit 1720, zijn van deze vroege periode geen instrumenten bekend.
Johannes Franciscus Cuypers was de zoon van Johannes Theodorus voor wie hij van jongs af aan werkte. Hij vertrok in 1783 naar Amsterdam, maar bleef van daaruit werken voor zijn vader. Hij was duidelijk de meest getalenteerde van de beide zonen: zijn violen, hoewel typisch ‘Cuypers’, zijn duidelijk eleganter dan de gemiddelde uit de Cuypers-werkplaats afkomstige viool. Johannes Franciscus’ instrumenten zijn in de stijl van zijn vader; wel loopt de inleg in de hoekjes wat verder door dan bij zijn vaders instrumenten, hij maakte gebruik van een handgeschreven etiket. Bron: 400 jaar vioolbouwkunst in Nederland.
Andere instrumenten Judith bespeelt naast haar akoestische instrument, veelal gebruikt voor opnames en concerten, ook elektrische instrumenten. Haar eerste elektrische viool was een Fender FV1. Tegenwoordig bespeelt zij een zwart elektrisch instrument van Bridge. Behalve haar elektrische violen bespeelt zij een Kentucky mandoline.